Robert Kroos en Cor Gout: Wat gaan we doen in Leuven?
R.: Wat gaan we doen in Leuven, op de eerste december?
C: In ieder geval het Gergelijzer-repertoire dat we onlangs in het atelier van Hélène Penninga in het Haagse Westeinde hebben gedaan. Daar kunnen we mee eindigen. En misschien beginnen met twee stukken uit Noirette (1), niet de wat langere verhalen, maar het wat kortere Vrolijk En Dood en het gedicht over de Scheveningse Vrouwen. Daarna kan ik solo een paar gedichten uit de Ode aan Den Haag (2) doen. En dan een instrumentaal stuk van jou?
R.: Ja dat is goed. Ik kan ook met geluiden beginnen. Dan krijgen de mensen alvast het idee dat ze tijdens de muzikale gedeeltes gerust in de ruimte kunnen bewegen en zelfs gedempt met elkaar kunnen praten. Ze moeten zelf merken wanneer optimale concentratie vereist is en wanneer niet. Wij moeten dat besef ook oproepen. In het Westeinde speelden we drie keer tien minuten, zodat er geen tijd was voor een muzikaal intro of tussenstuk. Toen we aan het eind van de laatste set een soundscape lieten horen van stadsgeluiden, die overgingen in voetstappen, bleef het publiek ademloos zitten luisteren. Ze waren er niet op voorbereid dat ze met die voetstappen ‘mee konden doen’.
C.: Nee, maar dat had ook iets moois. Toen jij zei: “Jullie kunnen gerust gaan bewegen, de set is afgelopen,” ontwaakten ze uit een roes.
R.: Ja, dat was mooi.
C.: Na het instrumentale tussenstuk doen we dus het ‘Westeinde’-repertoire, ook weer eindigend met de voetstappen.
R.: Je moet voor Didi’s weblog nog wel even uitleggen hoe we onze Gergelijzer-nummers maken.
C.: Ja, dat is waar. We nemen al onze nummers op in jouw huisstudio in Rotterdam. Met een computer, een microfoon die op die computer is aangesloten en tientallen geluidstapes, grammofoonplaten en cd’s bij de hand. Voor het Gergelijzer-project maak ik teksten met eigen gemaakte of gevonden verhaaltjes (‘ready-mades’) waarin ‘geluid’ een belangrijk thema vormt. Ze roepen naast beelden dus ook geluiden op. Dat doen ze ook voor jou, als ik met mijn verhaaltjes bij je aankom. Je vraagt me dan die teksten te lezen. Jij neemt ze op en aan de hand van die gesproken-woord-track gaan we er geluiden en stukjes muziek bij zoeken. Die sample jij en zet ze vervolgens over op computer. De keuze van de geluiden is volledig gebaseerd op gevoelsmatige associatie. Daarna ga jij componeren, experimenteren en mixen.
R.: Ja, zo gaat het. Overigens ben ik niet zo’n sample-freak die geilt op lekkere ritmetjes en loopjes, die hij uit zijn sample-doos heeft getoverd. Wel vind ik het belangrijk dat mensen horen waar de sample vandaan komt. Eén fragment van de originele opname heeft meer betekenis voor mij dan alle gesampelde muziek bij elkaar. De originele opnames zijn altijd bijzonderder dan het effect dat een sample die daaruit voortkomt sorteert. Daarom doe ik ook nooit geheimzinnig over mijn bronnen, integendeel: laat de mensen maar kennis maken met de originele opnames! Het gaat mij om klanken die ik geschikt vind om met andere te combineren en samen te voegen tot een compositie. Ik ga te werk vanuit de geschiedenis van de muziek en die reikt veel verder dan de elektronische muziek zelf.
C.: Gaan we nog geluiden aan De Scheveningse Vrouwen en Vrolijk En Dood toevoegen? Ik heb natuurlijk nog de backing tracks van de opnames van de Noirette-cd, maar die passen niet in onze opzet.
R.: Nee, we moeten zelf iets maken. Heb jij ideeën?
C.: Voor de Scheveningse vrouwen een trage hoempa, een sample van een hoempa maken en die vertragen en vervormen, zodat de lichaamstaal van de vrouwen gaat spreken.
R.: Zodat die het ritme krijgt van de golven, die in een traag tempo aanrollen en breken op de kustlijn. Voor Vrolijk en Dood moeten we een nieuwe opname in Scheveningen gaan maken.
C.: OK. Maar wil je daar geluiden uit isoleren of het hele klankbeeld natuurlijk en in zijn verloop gebruiken?
R.: Dat laatste. Geluid dringt nu eenmaal verder door dan beeld. Beeld kun je afkaderen, maar bij een geluidsopname neem je de auto’s en de stemmen op straat mee. Bij veldopnames moet je het geheel nemen, je kunt niet isoleren. Je zou dat een nadeel kunnen noemen, maar het goede eraan is dat je een moment krijgt in de tijd.
C.: En het verhaaltje eroverheen maakt het weer tijdloos. Net als bij de foto’s die Breitner als basis voor zijn schilderijen gebruikte. De foto’s waren tijdsmomenten, de schilderijen tijdloze beelden met een universele strekking.
R.: Zoiets ja. Nu je het toch hebt over beeld: we zouden de tekeningen die Nina voor het Beeld en Geluid-boek (3) heeft gemaakt kunnen projecteren. Maar dan moeten we eerst weten of dat technisch mogelijk is.
C.: Ik zal vragen of ze een diaprojector of beamer hebben. Zo niet, dan kunnen we altijd nog een tekening van Nina opblazen tot A-0-formaat.
R.: We zien wel. Ik heb er zin in.
- Cor Gout, Noirette, In de Knipscheer, Haarlem 2004; illustraties: Sébastien Morlighem; cd met Cor Gout (stem), Luc Houtkamp (saxofoon, computer), Jan Moebius (samples) en Wilbert de Joode (contrabas)
- Cor Gout, Ode aan Den Haag, Genootschap Gerrit Achterberg, Avalon Pers, Woubrugge 2005
- Cor Gout, Beeld en Geluid, In de Knipscheer, Haarlem 2007; illustraties: Nina Roos; cd van Gergelijzer (Cor Gout, Robert Kroos)
Geef een reactie